Friday, March 13, 2009

Atheïsme (III)

'Er is waarschijnlijk geen God.' Atheïsme en bewijs.

Volgens het atheïstische billboard langs de A4 is er waarschijnlijk geen God. Volgens de website van de campagnevoerders is het met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te stellen dat God niet bestaat. Als dat waar is - zo heb ik in mijn twee vorige artikelen proberen aan te tonen - is het menselijk leven zonder moraal en zonder betekenis.

Gelukkig hoeven wij ons niet slaafs over te leveren aan de stelling dat er waarschijnlijk geen God is. De stelling is op niets anders gebaseerd dan wishful thinking en ijdel vertrouwen in een zogenaamde wetenschappelijke consensus op dit punt. Iedereen heeft recht op zijn mening en ook de atheïst staat het vrij te denken wat hij wil, maar de 'waarschijnlijkheid' van zijn stelling is in dit geval een lachertje. Het is een sprookje gebaseerd op fictie en niet op feiten.

Om te beginnen stellen de onmogelijkheid van het leven zonder moraal (waartoe het atheïstische wereldbeeld ons dwingt) en het menselijk verlangen naar zin en betekenis (wat hem door een consequent atheïstisme ontnomenen wordt) de atheïst voor problemen waar hij eerst een antwoord op moet geven voordat hij zo stellig zijn 'waarschijnlijkheid' poneert.

Wat nu volgt zijn bij wijze van opsomming enkele argumenten voor het bestaan van God. Deze argumenten behandel ik slechts summier, maar ze geven op zijn minst een indicatie dat het juist wél waarschijnlijk is dat God bestaat en dat de stelling van het billboard dus op zijn minst zeer voorbarig is. De argumenten zijn moderne formuleringen van argumenten uit de klassieke apologetiek.

Het morele argument
Het morele argument voor het bestaan van God bestaat uit twee stellingen en een daaruit volgende conclusie. Het argument luidt als volgt:

(1) Als God niet bestaat, bestaan er geen objectieve morele waarden en plichten.
(2) Objectieve morele waarden en plichten bestaan.
(3) Daarom bestaat God.

Ik heb in mijn eerste artikel in deze serie laten zien dat met het atheïstische wereldbeeld als uitgangspunt geen objectieve moraal mogelijk is. Het beste dat men kan proberen is moraal te zien als gevolg van evolutie. Dat is dus een moraal in ontwikkeling. Stelling (1) klopt dus.

Ten aanzien van stelling (2) merken we op dat atheïsten doorgaans boos worden wanneer ze stelling (1) horen. 'Hoezo zijn wij, atheïsten, niet beschaafd, zedelijk, moreel hoogstaand?' Inderdaad zijn er veel beschaafde atheïsten. Verreweg de meesten van hen reageren met afschuw op de genocide in het voormalig Joegoslavië en Ruanda. Ze keuren verkrachting af en worden misselijk bij de gedachte dat iemand uit plezier een baby zou martelen. Kortom: ze bevestigen stelling (2) dat er absolute morele waarden en plichten bestaan, die ongeacht de situatie, cultuur en tijdperk geldig zijn.

Aangezien het atheïstische wereldbeeld hen zo'n absolute moraal ontneemt, terwijl die moraal in de praktijk en de ervaring toch bestaat, trekken we de conclusie dat gevolgtrekking (3) waar is. God bestaat.

Hoe weten wij dat het hier om God moet gaan? Onze besef van een objectieve en absolute moraal is niet te gronden in een naturalistisch wereldbeeld maar wijst naar een buiten-materiële werkelijkheid als bron voor deze moraal. We kunnen speculeren over de bron van deze moraal. In ieder geval is het zo dat een moraal gepaard gaat met morele keuzevrijheid. Morele keuzevrijheid is, voor zover wij weten, een eigenschap van persoonlijkheid.

Onze objectieve moraal verwijst dus naar een bovennatuurlijke niet-materiële persoonlijkheid die er de auteur of bron van is. Een wezen met zulke eigenschappen duiden wij normaal gesproken aan met de term 'God'.

Het kosmologische argument
Het kosmologische bewijs stelt dat alles een oorzaak heeft. Alles is van iets anders afhankelijk van zijn bestaan. Elk object, elk levend wezen is er als gevolg van een bepaald verschijnsel of een bepaalde handeling. Je kunt verder en verder teruggaan. Je komt dan steeds eerdere oorzaken tegen. Dit kan echter niet oneindig doorgaan. Ergens moet er een eerste oorzaak zijn die voor zijn bestaan niet van iets anders afhankelijk is. De onveroorzaakte veroorzaker.

De eerste versie van dit argument is afkomstig van Aristoteles die sprak van een onbewogen beweger. Thomas van Aquino en Leibniz verfijnden dit argument. Recentelijk is een andere variant van het kosmologische argument die oorspronkelijk ontwikkeld werd door de middeleeuwse islamitische geleerde Al Ghazali, in de belangstelling gekomen. Het zgn. kalam kosmologische argument is door de hedendaagse filosoof William Lane Craig opnieuw geformuleerd en verder uitgewerkt.

Het kalam kosmologisch argument gaat als volgt:

(1) Alles wat begint te bestaan, heeft een oorzaak.
(2) Het universum begon te bestaan.
(3) Daarom heeft het universum een oorzaak.

Dit lijkt een argument dat weinig tot niets met Gods bestaan te maken heeft, maar vergis je niet. Dit argument heeft grote implicaties voor conclusies over het wel of niet bestaan van God.

Stelling (1) lijkt voor de hand te liggen. Filosofen maken onderscheid tussen noodzakelijkheid en afhankelijkheid. Zaken bestaan of noodzakelijk of ze bestaan niet noodzakelijk en zijn dan voor hun bestaan afhankelijk van iets anders. Volgens stelling (1) hebben alle niet noodzakelijk bestaande dingen ooit niet bestaan. Zij staan als gevolg in een relatie tot iets dat hen veroorzaakt heeft. Alle dingen die wij waarnemen (inclusief wijzelf) zijn gevolgen van oorzaken. Dus we zijn het eens met stelling (1) dat alles wat begint te bestaan een oorzaak heeft.

Stelling (2) was tot voor kort niet algemeen aanvaard. De nieuwe kosmologische inzichten die begonnen met Einstein en middels Hubble leidden tot de inmiddels algemeen aanvaarde Big Bang kosmologie bracht daar verandering in. Deze oerknal theorie stelt dat een nu uitdijend heelal vanzelfsprekend met zich meebrengt dat datzelfde heelal vroeger heel klein was. Hoe verder men teruggaat in de tijd, hoe kleiner het heelal wordt totdat men een punt bereikt waarop ruimte, tijd en materie gewoonweg niet bestonden. Gedurende de afgelopen decennia zijn er steeds meer aanwijzingen gekomen uit de wetenschap die deze theorie bevestigen.

De conclusie van de Big Bang theorie van een niet-oneindig universum wordt bevestigd door wiskundige inzichten op het gebied van vergelijkingen waarin het begrip oneindig voorkomt. Het voert te ver hier nu op in te gaan. Maar je kunt je voorstellen dat wanneer het universum oneindig oud zou zijn (dus letterlijk: zonder einde naar het verleden toe) het universum nooit zijn huidige moment zou kunnen bereiken.

Dan hebben we nog de wet van de entropie die leert dat alles tot chaos verwordt en alle energie opgebruikt wordt. Nu, als het universum oneindig oud zou zijn dan zou alle energie op dit moment allang (nl. oneindig lang geleden) opgebruikt moeten zijn. Maar er zijn nog steeds sterren en sterrestelsels, er ontstaan nog steeds nieuwe sterren. Dus het universum kan niet oneindig oud zijn.

Stelling (2) moet dus eveneens waar zijn. Het universum begon te bestaan. Dit houdt tevens in dat ook tijd, ruimte en materie begonnen te bestaan toen het universum begon te bestaan.

En nu komt het. Omdat het universum dus ooit begonnen is, concluderen we terecht dat het universum door iets of iemand veroorzaakt moet zijn.

We hebben met dit argument God nog niet aangetoond, maar zijn al wel door de naturalistische barrière gebroken van het atheïsme: er is een oorzaak buiten de materie, tijd en ruimte die het heelal veroorzaakt heeft. Het atheïstische sprookje spat hierbij dus al (als een kleine big bang) uiteen.

We zouden door kunnen gaan met het onderzoeken van de metafysische (bovennatuurlijke) gevolgtrekkingen van deze conclusie, maar dat voert nu te ver. In combinatie met het eerder genoemde morele argument moet het duidelijk zijn dat het bestaan van God eerder waarschijnlijk is dan onwaarschijnlijk.

Het teleologische argument
Dan is er nog het teleologisch argument. Teleologisch heeft niet te maken met theologie. Het is afgeleid van het Griekse woord 'telos' dat 'doel' betekent. Overal nemen wij doelmatigheid waar. Die moet ergens vandaan komen. Toeval is geen oplossing, omdat er bij de doelmatigheid die we waarnemen op zowel micro niveau (moleculaire biologie) als macroniveau (astrofysica) getuigt van intelligentie.

Ik leg dit argument niet verder uit, maar noem het omdat een van de meest invloedrijke atheïstische filosofen van de afgelopen eeuw, Anthony Flew, mede op grond van dit argument tot de conclusie is gekomen dat er een God moet bestaan.

Flew zegt: '... naturalistische pogingen hebben gefaald in het verschaffen van een plausibele verklaring hoe deze complexe moleculen voort zouden kunnen komen uit uit eenvoudige wezens'... 'Het is het vrijwel onbegonnen werk om zelfs te denken aan het ontwerpen van een naturalistische theorie over de ontwikkeling van het eerste reproductieve organisme.' 'De enorme complexiteit waarmee de resultaten tot stand zijn gekomen komt op mij over als het werk van intelligentie'.

Conclusie
Uiteindelijk is het niet nodig om te bewijzen dat God wel of niet bestaat. Het is alleen maar nodig om aan te tonen dat het waarschijnlijker is dat God wel bestaat dan dat Hij niet bestaat. Ieder weldenkend mens kiest eieren voor zijn geld en hangt zijn bestaan op aan de meest logische en voor de hand liggende conclusie.

Ook heb ik niet direct gesproken over de God van de Bijbel. Ik denk wel dat de argumenten uiteindelijk zullen leiden tot de God van de Bijbel, maar het is mij er hier alleen maar om te doen duidelijk te maken dat het atheïsme bankroet is, (a) vanwege de onhoudbare uitgangspunten, (b) vanwege de gevolgen voor zingeving en moraal van het atheïstische wereldbeeld.

Het mooie is dat we zo ontsnappen aan de vreselijke implicaties van het atheïstische wereldbeeld waarin we ons moreel besef niet kunnen funderen en geen zin kunnen ontdekken in het menselijk bestaan. God bestaat. Ons moreel besef vindt zijn bron in Hem, die de grond is van ons bestaan, Hij geeft zin, want Hij is het doel.

Wie gelooft er nou in sprookjes? Als God bestaat - en dat is een filosofisch noodzakelijke conclusie - heeft dat enorme gevolgen t.a.v. de mogelijkheid en plausibiliteit van wonderen, de mogelijkheid van inspiratie van de Bijbel en de opstanding van Jezus Christus.

Meer informatie
Enkele belangrijke theïstische (het tegenovergestelde van atheïstisch dus) filosofen zijn: Alvin Plantinga, Nicholas Wolterstorff, Norman Geisler, William Lane Craig, J.P. Moreland en Richard Swinburne.

Enkele toegankelijke boeken in het Nederlands over dit onderwerp:
• Ouweneel, W.J.O., 'De God die is'.
• Keller, T. 'In alle redelijkheid'.
• Geisler, N. en Turek, F., 'Ik heb te weiniggeloof om atheïst te zijn'.

No comments: