Wednesday, March 11, 2009

Atheïsme (II)

'Durf zelf te denken.' Over atheïsme en zingeving.

Dit is het tweede artikel over atheïsme vanuit een christelijk standpunt. De serie is ontstaan in reactie op het atheïstische billboard dat in maart 2009 langs de A4 te bewonderen is. In deze bijdrage zullen we dieper ingaan op de tweede statement op het billboard: 'Durf zelf te denken'. Volgens de atheïsten achter het billboard is het vanzelfsprekend dat het niet-bestaan van God leidt tot de oproep om zelf te durven leven.

Valt er - wanneer God weggevallen is - wat te durven? Valt er wat te leven op eigen kracht? We zagen dat het atheïstische wereldbeeld ons geen enkele moraal over laat om sturing te geven aan het leven. Dat kwam omdat, zoals we zagen, de materiële werkelijkheid geen fundament voor een ethiek biedt. Hoe zit dat met zingeving? Om zelf te durven denken, moet er toch een aanleiding zijn om dat te doen? Er moet betekenis zijn; het moet zinnig zijn om dat te doen.

Alles is eindig en zonder betekenis
Opnieuw kijken we naar een van de pijlers van het atheïsme, naturalisme. Het naturalisme biedt ons een gesloten systeem van natuurlijke oorzaken. De empirisch (zintuigelijk) waarneembare materie is het enige dat er is. Simpel gezegd: alles is stof; verder is er niets. De dingen die gebeuren hebben alle een natuurlijke oorzaak. Van een bovennatuurlijke oorzaak is geen sprake.

Het naturalisme is dus een gesloten doos; er gaat niets uit en er komt niets in. Met wat er is, zullen we het moeten doen. What you see, is what you get. Punt uit. Niets meer, niets minder. We hebben materie. Die materie heeft een ontwikkeling doorgemaakt tot wat nu ons huidige universum is en tot alle levensvormen. Het is allemaal stof, materie, moleculen, atomen, etc.

We kunnen nog meer over materie zeggen. We kunnen stellen dat materie geen betekenis of doel heeft. Het is er gewoon; meer niet. Inmiddels weten we ook, op grond van kosmologische inzichten, dat die materie eindig is. We weten nu dat het universum langzaam uitdijt en langzaam aan het uitdoven is. Alle materie zal uiteindelijk vergaan tot los zwevende atomen in een ruimte die oneindig maal groter is dan ons huidige heelal.

Daarmee is meteen duidelijk dat ook het leven eindig is. Niet alleen eindig in de zin dat elk levend individu niet kan ontsnappen aan de dood, maar eindig in de zin dat de condities in het heelal uiteindelijk elk leven onmogelijk zullen maken. Het leven, beschouwd vanuit dat perspectief - inclusief het menselijk leven - is zonder enige betekenis. We komen hier straks op terug.

De mens als anomalie
Eerst iets over de mens. Wie of wat is hij? Het is hier niet de plaats om een volledige anthropologie (mensvisie) te ontwikkelen, maar enkele punten willen we aanstippen die belang zijn voor zijn plaats in het geheel van deze werkelijkheid.

De mens onderscheidt zich - voor zover wij waar kunnen nemen - van de dierewereld doordat zijn gedrag niet primair door instinct wordt bepaald, maar door de rede. Dat wil niet zeggen dat de mens zuiver redelijk handelt; zijn rationele vermogen is echter wel het primaire instrument waarmee hij zich oriënteert.

Een andere manier om dit onderscheid van de dieren aan te geven is, te zeggen dat de mens anders dan dieren zelfreflectie kent. Hij is in staat afstand te nemen van zichzelf, maar ook van zijn omgeving en het 'nu'. Hij kan zichzelf als van een afstand beschouwen en zich een voorstelling maken van over hoe het hem in de toekomst zal vergaan. Hij kan met betrekking tot zichzelf de 'waaromvraag' en de 'waartoevraag' stellen: 'Waarom ben ik hier? Waartoe ben ik hier?'

De mens verlangt, aspireert, ambieert en streeft naar doelen waarvan hij vermoedt dat die onderdeel zijn van zijn potentieel. Hij hoopt en jaagt een bestemming na die ergens in de toekomst ligt. Hij vreest in het verlengde van die hoop de dood, de vreselijke gedachte niet langer te bestaan.

Bezat hij zijn zelfreflectie maar niet; wat zou het leven dan eenvoudig zijn. De mens is zich - zij het vaak onberedeneerd - pijnlijk bewust van de discrepantie tussen de betekenisloosheid en eindigheid van het leven enerzijds en zijn eigen aspiraties anderzijds die teniet gedaan worden. Wanneer hij de feiten onder ogen ziet, ervaart hij zichzelf als een anomalie van verlangen naar betekenis in een zee van betekenisloosheid. Het zelf durven denken van de atheïst leidt dus tot nihilisme. Hij probeert probeert zich echter ter compensatie op verschillende manieren betekenis toe te kennen.

Hij wijdt zich bijvoorbeeld aan kunst. Maar kunst geeft slechts een schijn van zingeving. Het mag waar zijn dat het beste wat kunst heeft voortgebracht ons verbaast, meesleept, in vervoering brengt. We kennen allemaal wel de ervaring wanneer we kunst op ons in laten werken. Het lijkt wel alsof we in aanraking komen met iets hogers in onszelf. Uiteindelijk zal ons naturalistische wereldbeeld ons toch met beide benen op de grond doen landen. Van Gogh's schilderijen bieden ons niet meer dan afgeketste fotonen in onze ogen en Beethoven's symfonieën brengen slechts luchtmoleculen in beweging die onze oren bereiken. Van Gogh zal verpulveren terwijl Beethoven langzaam wegsterft. Wat overblijft is leegte en stilte.

Het helpt niet om de vergankelijke mens af te schilderen als onderdeel van een kosmisch drama alsof er een toeschouwer is en alsof vergankelijkheid verheven kan worden tot dramatische tragiek. Onze betekenis ligt ook niet in wat we voor het nageslacht kunnen betekenen, want ook het nageslacht zal vergaan, ja, de hele mensheid zal ophouden te bestaan.

De atheïstische mens die de stand van zaken erkent, moet opschuiven van hoop naar wanhoop en heeft maar weinig opties tot zijn beschikking waarvan die van het hedonisme (genotzucht) de meest logische lijkt te zijn. Er zijn er echter maar weinigen die dit onder ogen durven zien; en maar weinig mensen die staande kunnen blijven onder het torende gewicht van de realiteit van het naturalisme.

Daar is durf voor nodig
Bertrand Russel's, de beroemde 20ste eeuwse filosoof deed dat wel. Hij schreef:

"...dat de mens het resultaat is van oorzaken die geen zicht hadden op het doel dat ze bewerkten; dat zijn oorsprong, zijn groei zijn hoop en angst, zijn liefde en geloof slechts het resultaat zijn van toevallige samenraapsels van atomen; dat geen enkel vuur, geen heldendom, geen intensiteit van gedachten of gevoelens het leven van de individu kan bewaren voorbij het graf ... Slechts binnen de steigers van deze waarheden, slechts op de het solide fundament van ontoegeeflijke wanhoop, kan de wooplaats van de ziel voortaan veilig gebouwd worden".

Hoewel Russel niet wanhoop in emotionele maar in existentiële zin bedoelt, komt die wanhoop als een allesverpletterende wals aanrijden voor wie hem onder ogen durft te zien. Het is moeilijk te zien hoe de 'woonplaats van de ziel' daar veilig gebouwd kan worden. Onze einige hoop kan zijn dat de steigers waar Russel over spreekt geen waarheden maar leugens blijken te zijn.

De enorme implicaties van het atheïsme stonden de 'God-is-dood' filosoof Friedrich Nietzsche heel duidelijk voor ogen toen hij in zijn Vrolijke Wetenschap schreef:

"Heb je niet gehoord van de dwaze die op klaarlichte dag in de morgen zijn lantaarn aanstak, naar de marktplaats rende en onophoudelijk riep: 'Ik zoek God! Ik ben op zoek naar God!'.

Veel van de mensen die erbij stonden geloofden niet in God en moesten flink lachen. Ben je hem kwijt of zo? vroeg er een. Is hij net als een kind z'n weg kwijt geraakt? zei een ander. Of heeft hij zich verstopt? Misschien is hij bang voor ons? Misschien is hij op reis of is hij geëmigreerd? Zo riepen en lachten ze. De dwaze sprong in hun midden en doorboorde hen met zijn blik.

'Waar is God naar toe gegaan? riep hij, 'Dat zal ik je vertelen. We hebben hem gedood - jij en ik. We zijn zijn moordenaars. Maar hoe hebben we dit gedaan? Hoe waren we in staat om de zee op te drinken? Wie gaf ons een spons om de gehele horizon uit te wissen? Wat hebben we aangericht toen we de aarde loskoppelden van haar zon? Waar beweegt ze nu naar toe? Waar zijn wij naar op weg? Weg van alle zonnen? Zijn we niet voortdurend aan het vallen? Achterwaarts, zijwaarts, voorwaarts, in alle richtingen? Is er nog een 'op' en een 'neer' overgebleven? Dwalen we niet door een oneindig niets? Voelen wij niet de adem van lege ruimte? Is het niet kouder geworden? Wordt het niet al meer en meer nacht? Moeten we 's ochtends niet lantarens aansteken? Horen we niet reeds het geluid van de doodgravers die bezig zijn God te begraven? Ruiken we al iets van Gods verrotting? Goden verrotten namelijk ook. God is dood. God blijft dood. En wij hebben hem gedood. Hoe moeten wij, moordenaars der moordenaars, onszelf vertroosten?"


De atheïsten die met zo'n groot zelfvertrouwen en blijmoedigheid hun wereldbeeld verkondigen hebben niet door wat Nietzsche wél wist: het wegverklaren van God trekt een immense wissel op de betekenis van de mens. Wat voor een genieten hebben wij dan nog te doen bij het ervaren van zo'n grote kloof tussen onze hunkering naar betekenis en blijvendheid en de atheïstische realiteit van onze eindigheid en betekenisloosheid?

Zelf durven denken. Maar waarom? Wordt deze durf beloond, wordt ze bewonderd? Zo ja, met welk doel, welk resultaat? Het heeft alles geen betekenis. Zelfmoord is een net zo legitiem antwoord op de zinloosheid van het atheïstische wereldbeeld als de moed om op zo'n fundament van wanhoop ons lot in de ogen te kijken. Want moed zelf is een betekenisloos en zinloos gegeven geworden.

Maar waarom zou men dit moeten doen als er geen enkele reden is om aan te nemen dat God niet bestaat? Daar gaat het volgende deel over 'Er is waarschijnlijk geen God.' Atheïsme en bewijs.

No comments: